Zoek op deze site:
     
rfBlog van: 10-03-2017
door: Karlijne Lafort
 
Interview met Dirk van Lieshout
 

Dit artikel is onderdeel van een interviewreeks met de kunstenaars die meededen aan de tentoonstelling Pushing Boundaries, Expanding Frontiers. In deze tentoonstelling werd onderzoek gedaan naar de relatie tussen kunst en interne en externe ruimte – en de relatie kunstenaars met bewoners en de stad.

Het werk van Dirk van Lieshout (1973, Helmond) komt vooral tot stand in de publieke ruimte. Voor de tentoonstelling Pushing Boundaries, Expanding Frontiers maakte van Lieshout Ant Port (2016), een muurtekening waarin hij speculeert over de toekomst van het Antwerpse en Rotterdamse havengebied.

Je werk bevindt zich veelal in de openbare ruimte. Wat is jouw definitie van ruimte, en hoe belangrijk is deze voor je werk?

Ruimte is voor mij mentaal, in je hoofd. Of ruimte in de vorm van tijd, zoals een bepaalde tijdsperiode in de toekomst. Het werk Ant Port wat ik in ramfoundation maakte geeft deze ruimte in tijd weer. In dit werk verbeeld ik door middel van tekeningen en maquettes de toekomst van de haven (van Antwerpen). In die zin is mentale ruimte belangrijker dan fysieke ruimte. In mentale ruimte kan je fantasie een vlucht nemen, maar ook de ruimte van het papier is belangrijk voor me. Het meest ondenkbare kun je op papier zetten.

Dus de fysieke ruimte is ondergeschikt aan de mentale ruimte?

Normaal speelt die fysieke ruimte ook een belangrijke rol in mijn werk, maar in het geval van Ant Port gaat het meer om die mentale ruimte.

Heeft de fysieke ruimte waarin je je werk tentoonstelt dan nog wel invloed op het werk?

Bij Ant Port was het voornamelijk de bedoeling om mijn ideeën zo helder mogelijk op papier te zetten, of in dit geval, op de muur te tekenen. Hiervoor had ik een witte muur nodig, en een afstand tot die muur. Maar buiten deze elementen had de ruimte geen invloed op het werk. Eigenlijk was de ruimte die ik had gekregen, de muur van 3 bij 5 meter, heel compact. Juist door die fysieke compactheid keer je terug naar de mentale ruimte, een reis door je hoofd. Dus fysiek had die ruimte enorm veel invloed. Maar het ene sluit het andere niet uit, ik vind het interessant om beide gebieden te onderzoeken.

Je hebt tijdens de tentoonstelling Pushing Boundaries ook buiten de galerie werk tentoongesteld. Dit waren maquettes van paviljoens die eerder gerealiseerd zijn. Hoe staan deze projecten in verhouding tot jouw idee van ruimte?

Bij deze projecten is de fysieke ruimte juist wel van belang. De paviljoens zijn proefopstellingen, afgestemd op de bezoeker, de omgeving. Ik creëer een ruimte waarin de bezoeker op een andere manier naar de omgeving kan kijken. Een paviljoen geeft me de mogelijkheid om regisseur te zijn in het leven van anderen. Het gedrag van de mens wordt in het dagelijks leven gestuurd door de inrichting van een ruimte, zowel intern als extern. In een paviljoen verander ik de condities van de ruimte, waardoor de bezoeker zijn gedrag aan moet passen en op een andere manier de ruimte gaat gebruiken.

Ik heb ooit een project gedaan bij een supermarkt, waarbij we met winkelwagentjes aanpassingen deden in de looproute naar de winkel. Het werd een soort choreografie, waarbij we samenwerkten met medewerkers van de supermarkt. Van bovenaf werd deze ‘dans’ opgenomen. Soms werden mensen ingesloten of buitengesloten. Mensen kozen andere looproutes om de winkel in te komen. Het was interessant om te zien hoe mensen zich lieten sturen en de situatie accepteerden, puur omdat ik de codes van deze omgeving volgde.

Gedragspatronen zijn een belangrijk thema in je werk, zelf noem je dit conditionering. Waar komt die fascinatie voor gedragspatronen vandaan?

Het is een fascinatie voor een spel wat je kunt spelen binnen je eigen omgeving, het scheppen van andere parameters. Het houd me scherp en geeft me nieuwe inzichten.

Verlang je deze nieuwe inzichten ook van de participanten in jouw projecten?

Indirect wel, maar ik ben vooral op zoek naar toeval-elementen. Je creëert zelf een bepaalde structuur, maar het meest interessante ontstaat op het moment dat je iets niet in de hand hebt. Op die momenten ontdek je vaak iets waar je op hoopte, maar wat je theoretisch gezien niet kunt bevatten. Je verlegt eigenlijk de grenzen van je eigen verwachtingen. Je bedenkt een concept, een set van regels, maar wanneer het uitgevoerd word en het toeval toeslaat, wordt het werk naar een ander niveau getild. Als dit er niet is, dan is het voor mij eigenlijk geen goed werk.

De paviljoens die je gemaakt hebt, vind ik vooral heel speels. Hoe denk jij hierover?

Die speelsheid is een belangrijk element. Het werk Rio (Hoofddorp, 2013), een werk in de openbare ruimte, bestaat uit gekleurde panelen op een strand. Voor mij is het werk pas af als het op het strand staat, en de zon gaat werken met het werk. Door de schaduwen die ontstaan en die elk moment veranderen, blijft dit voor mij een spannend werk. Het is een film die nooit af is, zonder moraal, alleen een bepaalde situatie. Dat is voor mij het interessante, een situatie waar je omheen kan lopen, en die geen moment stilstaat.

Naast de paviljoens heb je ook mobiele studio’s ontworpen. Waarom is het zo belangrijk om mobiel te zijn?

De mobiele studio’s zijn voornamelijk reflecties van de omgeving waarin de studio terecht komt. In het voortraject verdiep ik me in de cultuur en de plek waar ik ben. Ik krijg ideeën en maak schetsen of maquettes over wat ik wil doen op die plek. Daarnaast ontstaat er ook een concreet idee over hoe de studio eruit moet zien. Een studio is niet zozeer een atelier, maar een plek verweven met cultuur. Ik heb ooit een project in Zuid-Korea gedaan met ‘delibereer guys’. In Zuid-Korea bestaat er een levendige bezorgcultuur, de bezorgers brengen niet alleen eten, maar halen de resten ook weer op. Die bezorgcultuur is heel sociaal, dus begon ik met een project over sociaal transport. Ik heb hier allemaal tekeningen over gemaakt en deze tekeningen laten printen op hele grote dozen. Uiteindelijk werden deze dozen door delivery guys bezorgd bij de galerie waar ik een tentoonstelling had. Het idee van mobiliteit als sociaal gegeven. Dat is wat mijn mobiele studio’s zijn.

Nog even terugkomend op Ant Port: Hoe is dit werk ontstaan?

Via Bik van der Pol kon ik een werkperiode van drie maanden doen in het MuHKA, Antwerpen als onderdeel van het programma Lodgers#4. Ik had al eerder een vooronderzoek gedaan naar de havens van Antwerpen, maar pas tijdens de residentie ging ik de haven zien als een soort mentale ruimte. Ik ging nadenken over hoe deze ruimte er over vijftig jaar uit zou kunnen zien. Zo werd Ant Port een soort getekende toekomstvisie.

Je kunt veel dingen leren van de natuur. Neem mieren als voorbeeld: mieren zijn interessant, ze hebben een werkpatroon wat overeen zou kunnen komen met werkers in de haven. De haven is toch ook een soort mierenhoop, een plek waar veel activiteit is, waar dingen getransporteerd worden van A naar B. Maar, de efficiëntie van mieren is groter dan de mens. Je ziet mieren nooit een opstopping veroorzaken, die gaan altijd om elkaar heen. Dat leidt nooit tot problemen, terwijl mensen daar vaak niet in slagen. Je zou mieren dus als voorbeeld kunnen zien voor hoe je een haven zou kunnen vormgeven.

Als muurtekening was Ant Port een tijdelijke ingreep. Maar ook het project in de supermarkt was van tijdelijke aard. Hoe zie je dat ten opzichte van bijvoorbeeld de paviljoens?

Ik heb meer een fascinatie voor locaties en wat er gebeurd op die plek. Daarom gaat mijn werk vaak uit van elementen die specifiek zijn voor die plek, zoals bijvoorbeeld het strand, met kleuren, die in wezen ook heel mentaal je gedachten beïnvloeden. Dat tijdelijke is dus zeker van invloed. Net als met de mobiele studio’s moet het logisch zijn, mijn werk moet op die plek passen. Bij grote publieke werken, vooral opdrachten en aanbestedingen, heb je toch gewoon te maken met weerbestendigheid, dat het tegen een stootje kan.

Vind je het lastig om aan die permanente projecten te werken?

In sommige gevallen heb ik heel lang aan die projecten gewerkt. Aan Rumoer (Amsterdam, 2013) vijf jaar, en aan Rio vier. Wat ik jammer vind aan veel werken in de openbare ruimte is dat ze er staan, maar eigenlijk geen relatie met de omgeving hebben. Óf het is een geschiedkundig feit, óf een belangrijk iemand of een werk functioneert puur decoratief, maar je mist dan vaak de relatie met die omgeving. Ik streef in mijn werk na, ook in de openbare ruimte, ook als je permanent werk maakt, dat je een relatie hebt met die omgeving. Dat het iets met die omgeving doet, of bevraagd, of dat bewoners er een zekere connectie mee hebben. Al helemaal als het voor langere tijd is. Anders is het voor mij levenloos.

 
oudere artikelen:
 
04-02-2024
Judith Kuipéri
Een vlucht in perfectie
 
Lees verder
 
06-12-2023
Vanessa Jane Phaff
Solitaire chess
 
Lees verder
 
06-12-2023
Judith Kuipéri
Interview met Antonie en Louise Ladan
 
Lees verder
 
19-11-2022
Linda Selena Boos
Een moderne mythe: "Rivier, Boot, Stad" van Edward Clydesdale Thomson, 2022
 
Lees verder
 
17-12-2021
Judith Kuipéri
Het mannetje van Tomas Schats
 
Lees verder
 
31-10-2021
Judith Kuipéri
Een wandeling om Het land van Chabot
 
Lees verder
 
31-03-2021
Tomas Schats
Nog even...
 
Lees verder
 
29-12-2020
Tomas Schats
2021
 
Lees verder
 
17-08-2020
Joyce Roodnat
Artikel in het NRC 15 juli 2020
 
Lees verder
 
01-08-2020
Tomas Schats
Boijmans Ahoy drive-thru museum
 
Lees verder
 
latest news
07-03-2024
laatste nieuws
Kunstenaars elders / Artists elsewhere
 
latest interview:
22-11-2023
CroppedColorscheme
Eva Michiels interviewt
Gerco de Ruijter en Hans Vingerling
 
latest article:
04-02-2024
Judith Kuipéri: Een vlucht in perfectie
 
contact
stuur ons een e-mail
 
Secretariaat
Lloydkade 627
3024 WX Rotterdam
 
Kamer van Koophandel
41134388
 
IBAN
NL57INGB0006934300
 
Open:
alleen op afspraak
only by appointment
 
anbi