rf-Interview 12-12-2020 |
||
Het laatste nieuws: | ||
door: Judith KuipériIk ga langs bij kunstenaars en hun verzamelaars, op zoek naar hun verhaal en wat hen bindt: het werk dat ze maakten en kochten. Link: |
Kunstenaars elders / Artists elsewhere (lees verder) |
|
Kunstenaar - kunst - verzamelaar |
||
"zonder titel" - 2015 photograph,archival pigment print on Hahnemühle Museum Etching |
Andere interviews:
|
|
Kunstenaar: |
Juul Kraijer |
(Assen, 1970) Ik zoek Juul Kraijer op in haar atelier, een oud schoolgebouw waarin ze twee ruimtes tot haar beschikking heeft. Op de wanden hangen haar foto’s en tekeningen, een aantal rubberen slangen staren mij aan. Verder zijn een paar tafels afgedekt met grote vellen papier. Aan het eind van ons gesprek komen er kleine, grote verrassingen onder vandaan. Juul studeerde in 1994 cum laude af aan de Rotterdamse Academie voor Beeldende Kunsten. Ze is bekend van haar tekeningen, beelden, fotografie en videokunst. Het vrouwelijk lichaam en slangen zijn vaak onderwerp van haar werk. Haar kunst maakt onderdeel uit van gerenommeerde museacollecties over de hele wereld, was te zien op talloze tentoonstellingen en werd veelvuldig onderscheiden met prijzen. |
In je vroege werk zie ik veel Ovidius terug. Klopt, de klassieke mythologie werd mij met de paplepel ingegoten. Mijn moeder is classica en mijn vader was psycholoog. Maar ook op de middelbare school had ik een goede leraar kunstgeschiedenis en op de kunstacademie heb ik van de lessen kunst- en cultuurgeschiedenis veel opgestoken. Op mijn houtskooltekeningen zie je weliswaar vrouwen die blaadjes en takken aan hun lichaam hebben, of slangen die als haren uit hun hoofd kronkelen, maar ik vind de term metamorfose niet van toepassing op mijn werk. De afbeeldingen op mijn tekeningen bevinden zich buiten de dimensie tijd: er is geen voor en geen na, alleen het nu. De protagonisten in mijn werk zijn niet in transitie maar ze zijn hybride: het is hun verschijningsvorm. Voor mijn beeldtaal is de Italiaanse kunst voor 1500 heel belangrijk geweest. Die kunst kent nog geen lijnperspectief, heeft weinig schaduw, weinig gezichtsuitdrukking, en toch is het beeld krachtig en emotioneel. Datzelfde zie ik in Indiase miniaturen. Je werk is verbreed van 2D naar 3D en van verstild naar bewegend. Ja mijn vingers jeukten indertijd om 3D werk te gaan maken. Het begon in 1997 in Kerala (India). Daar heb ik met een houtsnijder kennis gemaakt. Mijn eerste 3D werk had ik als kleimodelletje gemaakt en hij heeft het prachtig in sandelhout uitgevoerd. Terug in Nederland hadden diverse verzamelaars er belangstelling voor. Maar bij houtbewerking haal je alleen materiaal weg. Ik was gewend bij het tekenen om soms iets weg te halen en dan weer toe te voegen. Die mogelijkheid biedt klei ook. Ik heb daarom in 2004 een residency gedaan bij EKWC (Europees Keramisch Werk Centrum). Maar de laatste tijd besteed ik minder tijd aan keramiek en brons, ik richt me nu meer op fotografie en video. Dat begon in 2004. Toen heb ik een foto gemaakt van een vrouwengezicht met een oog in haar mond. Die foto is onder andere aangekocht door het Museum of Old and New Art op Tasmanië. In 2011 heb ik intensiever de fotografie opgepakt en de laatste tijd ben ik meer videowerk gaan maken. De protagonisten van je houtskooltekeningen lijken op je modellen in je fotografie en video’s. Wie zijn ze? Ik heb de houtskooltekeningen uit mijn hoofd gemaakt, niet naar model. Toen ik met fotografie en video ging werken, heb ik daar geen modellen voor gezocht maar ze kwamen op mijn pad. De eerste kende ik via mijn werkperiode bij het EKWC. Een later model is echt mijn muze geworden. Zij is de inspiratie voor ongeveer vijftig foto’s van haar gezicht of handen met o.a. dieren. Verder heeft een Franse danseres contact met mij gezocht omdat ze grote verwantschap voelde met mijn werk. Ze heeft een butoh-opleiding gedaan: een Japanse dansvorm die intens en confronterend kan zijn. En via een bevriende kunsthistorica kwam er een contortioniste op mijn pad: een slangenmens, opgeleid aan een circusschool. Zij zijn model voor foto’s waarin het lichaam centraal staat, de butoh-danseres poseerde ook met slangen en tevens voor een videowerk. Wat een durfallen zijn je modellen. Jazeker, vooral het poseren met slangen is bewonderenswaardig! Het is niet zonder risico. We begonnen met een uil en het werden steeds uitdagender dieren: vlinders, slakken, kevers en uiteindelijk slangen en schorpioenen. Eén model kan heel goed innerlijke rust oproepen en dat levert mooie verstilde gezichten op. De foto’s zijn geënsceneerd en helemaal echt, niet in de computer geconstrueerd. Zie je acht slangen op een hoofd liggen, dan lagen ze er ook echt. De reptielentrainer is heel professioneel, mijn model en ik vertrouwen hem. |
|
|
Waarom speelt de slang een hoofdrol in je huidige werk? In de Indiase kunst zijn prachtige miniaturen gemaakt van Shesha. Die duizendkoppige slang is een belichaming van de oneindigheid van de kosmische tijd en speelt een rol in de vedische filosofie over het mysterie van ons bestaan. Maar los daarvan werk ik vooral instinctief en intuïtief. Ik maak alleen goed werk als ik ergens door geboeid ben. Mijn fascinatie voor slangen is ontstaan toen ik ze in het wild zag bewegen, in India. Het zijn buitengewone dieren, de meest abstracte dieren die bestaan. Ze zijn niets meer dan een kop en een ruggengraat; een punt en een streep. Ze raken aan een oerinstinct, veel dieper dan alleen op een rationeel vlak. Welke rol speelt kleur in je werk? Ik werk graag met kleur, maar vaak is een tekening toch sterker in houtskool dan in pastel. Mijn foto’s zijn digitaal, de opnames zijn aanvankelijk allemaal in kleur. Naderhand haal ik soms de kleur er uit. Sommige werken worden er goed van: je haalt met de kleur, ook de vleselijke realiteit eruit. De foto’s zijn weinig ‘fotografisch’, ze hebben bijvoorbeeld weinig dieptescherpte. Ze zijn een vrij ‘droge’ registratie, documentatie. Ik bewerk mijn foto’s dan ook heel beperkt. Mijn werk is het sterkst als de foto toont hoe het daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Ik pas wel de normale doka-technieken toe door het contrast en de belichting aan te passen. Bij uitzondering breng ik minimale wijzigingen aan in de dieren en ontleen ik de stand van een kop uit de ene foto en plaats ik die in de andere foto uit dezelfde sessie. Hoe ervaar je het als iemand over jouw kunst schrijft? Voor tentoonstellingscatalogi benader ik denkers en schrijvers als Ernst van Alphen om artikelen te schrijven. Ik vind het fantastisch als zij hun gedachten over mijn werk laten gaan. Wel vraag ik bij voorkeur twee auteurs om hun visie te geven zodat duidelijk is dat het een visie is en dat er meer interpretaties mogelijk zijn. Ik pas ervoor om zèlf mijn werk toe te lichten en een soort handleiding te schrijven bij wat ik gemaakt heb. Als ik mijn werk in woorden probeer te vatten, merk ik dat ik daarmee de reikwijdte van de intenties van mijn werk inperk.
Ga je anders naar je eigen werk kijken als je publicaties erover leest? Ja dat geldt wel voor ouder werk, maar niet voor recent werk. En ook op het ontstaansproces van mijn werk heeft het geen invloed wat erover mijn kunst geschreven wordt. Waar ben je nu mee bezig? Juul loopt naar de afgedekte tafels en onthult wat er onder ligt. Ik ben momenteel helemaal gegrepen door het medium collage. Ik heb 150 jaar oude jaargangen van tijdschriften gevonden waarin prachtige houtgravures staan die ook door Max Ernst (1891-1976) zijn gebruikt voor zijn collageromans. De collage biedt me vrijheid. En lachend voegt ze toe: ‘Ik kan nu voor het eerst machines in mijn werk gebruiken, gezichtsuitdrukkingen, landschappen, zelfs mannen!’ Ik ga uit van een beeld dat me treft. Ik combineer dat net zolang met andere illustraties tot er een magie ontstaat. Het resultaat zijn hybride wezens, anomalieën, nieuwe creaties, vervreemdende taferelen. Ik houd ervan als mijn werk even de ratio kaltstellt en een soort kleine schok teweeg brengt. De collages zijn verwant aan het documenteren en registreren dat ik met mijn fotografie doe. Waar kijk je naar uit? Ik werk nu aan S, een solotentoonstelling die hopelijk op 30 januari 2021 zal openen in de Ketelfactory in Schiedam. Centraal staat de slang in mijn eigen werk maar ook breder als fenomeen zoals het dier in de geest van de mens leeft. Er komt een videoportret over mij, een publicatie en er zal een destillatiemiddag plaatsvinden. Ik hoop zò dat het programma dat ik in mijn hoofd heb door kan gaan ondanks de coronabeperkingen! Lopende en aankomende tentoonstellingen FRIN/GE, Vadehra Art Gallery in New Delhi, van 27 november 2020 tot 1 januari 2021 ook online te bezoeken. https://www.vadehraart.com/juul-kraijer-artworks S, solotentoonstelling in De Ketelfactory, Schiedam. 30 januari t/m 11 april 2021. www.deketelfactory.nl/tentoonstelling/verwacht/ In het kader van de toekenning van de 13e Daniel and Florence Guerlain Contemporary Art Foundation Drawing Prize, komt er een tentoonstelling in het Museum for Contemporary Art Arsenal in Nizjny Novgorod, data nog onbekend. https://www.museeum.com/museum/ncca-arsenal/ Frauenkörper, Der Blick auf das Weibliche von Albrecht Dürer bis Marina Abramovic, in Kurpfälzisches Museum der Stadt Heidelberg, Heidelberg van 24 oktober 2021 tot 20 februari 2022. https://www.museum-heidelberg.de/Museum-Heidelberg/startseite/ausstellungen.html
|
Links: |
Juul Kraijer, atelier |
Wikipedia |
Documentaire gewijd aan Juul Kraijer |
Ina Fuchs, Juul Kraijer, ZWEIHEIT, (TWONESS), 2020 |
Roger Malbert en Ernst van Alphen, Juul Kraijer. Werken 2009-2015, 2015 |
Verzamelaar: |
Ernst van Alphen |
(Schiedam, 1958) Ernst van Alphen ontvangt me in zijn huis, of liever: een museum voor moderne kunst annex stijlkamer annex woning. De architectuur is overweldigend, met veel ornamenten, glas-in-lood, een originele keuken en badkamer, alles daterend van 1928. De kamers zijn ingericht met meubilair van Hendrik Wouda, Cor Alons en Frits Spanjaard.
Ernst van Alphen is hoogleraar Algemene Literatuurwetenschap aan de Universiteit Leiden. In de Verenigde staten bekleedde hij eerder de leerstoel Retorica aan de Universiteit Berkeley. Hij heeft zich gespecialiseerd in moderne en postmoderne literatuur maar publiceert ook veel over de relatie tussen beeldende kunst en literatuur. Met Roger Malbert schreef hij een boek over het werk van Juul Kraijer. Ook in zijn boek Failed Images besteedde hij aandacht aan de fotografie van Juul Kraijer. Ik spreek hem over zijn collectie en over zijn publicaties. |
Wat was je eerste aanschaf? Toen ik nog studeerde, kocht ik tekeningen en etsen van Armando (1929-2018). Destijds had ik geen idee dat het de start van een grote serie aankopen zou zijn. Ik heb de werken nog. Een ervan hangt in de slaapkamer. Noem je jezelf een verzamelaar? Nee, ik vind het woord ‘verzamelaar’ ook vrij confronterend. Ik koop af en toe iets wat ik mooi vind en ik ben niet bezig met een verzameling. Eigenlijk moet ik wel erkennen dat ik verzamel, maar ik vind het zo materialistisch klinken. Ik verzamel kunst juist niet om de waarde. Ik vind het eigenlijk gênant dat de kunst wel geld representeert. Mijn vrouw ontmoedigt ook vaak mijn aanschaffen: “Waarom moet je nou weer een nieuwe vaas kopen? Je hebt er toch al een?”. De rivaliteit staat me ook tegen. Het idee vind ik heel stuitend dat verzamelaars elkaar aftroeven omdat de een bijvoorbeeld meer van een bepaalde kunstenaar heeft gekocht dan een ander. Hanteer je criteria voor wat je aanschaft? Dat verschilt per kunstvorm. Voorop staat voor mij de esthetische waarde: ik vind iets mooi of boeiend en dan schaf ik het aan. De meubels stammen voor het overgrote deel uit de periode van het huis, maar ik wil van het huis nadrukkelijk geen stijlkamer maken. De autonome kunst die hier hangt en staat, varieert enorm. Ik schrijf natuurlijk veel over kunst en meestal vraag ik daarvoor kunst in ruil. Dat leverde een min of meer toevallige verzameling autonome kunst op. Wel dateren de werken overwegend uit de afgelopen twintig à dertig jaar. Ik heb relatief veel werk van Armando en Christian Boltanski (1944) omdat ik een uitgebreide studie gedaan heb naar holocaustrepresentaties. Mijn fotografieverzameling heeft meer coherentie. Bij toeval schafte ik een paar zelfportretten aan en nu heb ik meer zelfportretten van fotografen, onder andere van Robert Mapplethorpe (1946-1989), Paul Blanca (1958) en Koos Breukel (1962). Verder koos ik bewust voor het verzamelen van geënsceneerde fotografie. In tegenstelling tot documentaire fotografie, legt de geënsceneerde fotografie niet de realiteit van de ons omringende wereld vast. Het is fotografie die alleen bestaat in het vastgelegde beeld: een wereld die voortkomt uit verbeelding. Beroemd in dat genre zijn de foto’s van Hans Bellmer (1902-1975) en Man Ray (1890-1976). Hun werk is honderd maal interessanter dan de schilderkunst uit die periode. Wat trekt je aan in Juuls werk? Juul Kraijers fotografie is heel duidelijk geënsceneerd, maar tegelijk komt het heel realistisch over. Ik heb nu zes foto’s van haar. Het zijn surreële, visionaire beelden. Ik bedoel dus niet surrealistisch, want het heeft niets met die stroming te maken. Kijk, als je tekent kan je iedere werkelijkheid verbeelden. Dat doet Juul ook. Maar ik houd meer van haar foto’s omdat met het medium fotografie het veel moeilijker is om surreële effecten of verbeelding gestalte te geven. Van Juul koos ik twee foto’s van handen, twee portretten (de foto van de Chinese vrouw die een oog in haar mond heeft en het gezicht met waterdruppels) en twee foto’s van lichamen: een lichaam zonder ledematen en een foto van ledematen zonder zichtbaar corpus.
|
|
Heb je onderdelen van je verzameling verkocht? Niet veel. Soms meubels, maar geen kunstwerken. Wel hebben mijn vrouw en ik onlangs een legaat gedaan aan Kunstmuseum Den Haag. Dat betreft in eerste instantie toegepaste kunst: keramiek van Morten Løbner Espersen (1965), Geert Lap en Jan van der Vaart (1931-2000), beeldhouwwerk van Bernhard Richters (1888-1966) en W.C. Brouwer en onze meubels van Hendrik Wouda (1885-1946), Cor Alons (1892-1967) en Frits Spanjaard (1889-1978). Ik vind het een prettig idee dat uiteindelijk onze verzameling in een museum terecht komt. Een volgend legaat betreft de autonome kunst -waaronder de foto’s van Juul- en mijn vrouw heeft een legaat gedaan van haar sieraden en kleding. Hoe is het contact met Kunstmuseum Den Haag tot stand gekomen? Er was in het museum een tentoonstelling van het houtdraaiwerk van Maria van Kesteren (1933-2020). Ik had dertig objecten van haar in bezit. Ik was gevraagd met Jan de Bruijn daar een boek over te schrijven. In die tijd kwam de conservator hier vaak over de vloer en zag onze meubels van Wouda in de stijl van de Haagse School. Hij had grote belangstelling daarvoor en ze zijn in Den Haag ook het best op hun plaats. Wanneer is je verzameling af? Nooit. Mijn interesse verlegt zich zo nu en dan en dan is het schier oneindig wat je kunt verzamelen. Met je onderzoeksgebied begeef je je op het snijvlak van literatuur en kunst. Hoe kwam dat zo? Ik ben altijd zowel in literatuur als in beeldende kunst geïnteresseerd geweest. Mijn proefschrift ging helemaal over literatuur en semiotiek. Daarna schreef ik een boek over Francis Bacon (1909-1992). In zijn werk gebeurt er van alles en daardoor lijkt het narratief. Maar dat is het niet: je kunt het werk niet in een verhaal vatten. De denkkaders vanuit de literatuurwetenschap kun je algemener toepassen en ze bieden mij de kans om over zowel literatuur als beeldende kunst na te denken en te publiceren. Ik noem me daarom liever cultuuranalyticus. In de literatuurwetenschap is Close Reading een belangrijke methode: de onderzoeker richt de aandacht intensief op het werk. Die techniek pas ik ook toe op beeldende kunst en op toegepaste kunst. Ik richt me op het kijken naar het werk en de formele kenmerken, de kwaliteiten van het werk. Ik verdiep me nadrukkelijk niet in de intenties van de kunstenaar. Pas als ik erover ga schrijven leer je een werk goed kennen. Je aanvankelijke oordeel over een kunstenaar of een werk is vaak intuïtief en gaat niet erg diep. Pas als je erover schrijft en jezelf dwingt om er ideeën over te ontwikkelen en op papier te zetten krijg je pas echt waardering voor een werk. Wat vinden kunstenaars van je publicaties? De feedback die ik krijg, is vaak: “Ik vind het mooi wat je geschreven hebt en ik ben het met elk woord eens maar ik heb het nooit zelf zo bedacht.” Ik ontmoet daarom de kunstenaar liever pas als de tekst af is, anders word je beïnvloed. Het verhaal van de kunstenaar is immers binnen alle mogelijke interpretaties er slechts één. Zijn er vakgenoten die je bewondert? Waar kijk je naar uit? Onlangs bezocht ik een geweldige tentoonstelling van Norbert Schwontowski in het Haagse Kunstmuseum en volgende week ga ik naar Ulay in het Stedelijk Museum Amsterdam. Momenteel is er een tentoonstelling in H401 Shame! And Masculinity die ik heb gecureerd. Volgend jaar open ik daar de tentoonstelling Productive archiving die voortkomt uit mijn boek Staging the archive. Hier komt werk van Marjan Teeuwen, Gert Jan Kocken, Santu Mofokeng en Walid Raad. Het gaat over kunstwerken die zijn opgezet als een “archief”: vergelijkbaar met werk van Marcel Duchamp (de Groene en Witte doos), Marcel Broodthaers (Musée d'Art Moderne - Departement des Aigles) en Christian Boltanski (the Storehouse). Ik reflecteer op de principes van het organiseren van een archief en de visie van kunstenaars daarop. Met de opkomst van het internet is dat reuze actueel. Er is onvoldoende nagedacht over de mogelijkheden, beperkingen en de gevaren van het categoriseren. Men is daar te naïef over. Kijk bijvoorbeeld naar de Holocaust. Het archief werd daarbij ingezet als een heel effectief instrument. Het obsessief archiveren ontaardde in een totaal onmenselijk drama. Publicaties (een selectie) Roger Malbert en Ernst van Alphen, Juul Kraijer. Werken 2009-2015, 2015. Ernst van Alphen, Failed Images. Photography and its Counter-Practices, 2018. |
Links: |
Linked In |
Publicaties Universiteit Leiden |